Advocaat en triest ongeval
Ik werd gebeld door een bezorgde moeder. Haar zoon, Ricardo, een jaar of 15, moest bij justitie komen. Waarvoor? Dat wist ze niet precies. Ricardo vertelde niet altijd alles, hij was veel op straat, ook ’s avonds. Zij dacht dat Ricardo wel een advocaat nodig had. Ricardo verscheen keurig op tijd met zijn moeder op de afspraak. Hij leek er niet veel zin in te hebben. Hij hing afgewend van mij op een stoel, zoals alleen jongens van 15 over een stoel kunnen hangen, oogcontact zat er voorlopig nog niet in. Mondjesmaat gaf hij af en toe antwoord op mijn voorzichtige vragen. Waarom zou je ook zomaar een vreemde man die beweert dat hij advocaat is moeten vertrouwen? Zou ik ook niet doen.
Het bleek dat Ricardo op het kantoor van de officier van justitie moest komen omdat hij buiten rondhing op plekken waar de politie hem steeds wegstuurde, gewoon, bij een bushalte of zo. Dat had hij niet snel genoeg gedaan en dus moest hij bij de officier van justitie verantwoording afleggen voor dit zware feit. Het speelde in de tijd dat politie en justitie en gemeente het een goed idee vonden om jongeren hinderlijk te volgen op straat. Waarom is mij overigens nooit duidelijk geworden. In ieder geval werd het vertrouwen van deze jongeren in de politie er niet bepaald groter door.
Ik ging met Ricardo mee naar het kantoor van justitie in Rotterdam West. Na best lang wachten, ambtenaren hebben niet altijd haast, kwam een vlotte mevrouw de kamer binnen die direct aan Ricardo meedeelde dat hij in grote problemen verkeerde. Daar had Ricardo toch een ander idee over: o ja, welke problemen dan? De mevrouw in kwestie schetste dramatisch het beeld van een jongen die niet meer te redden was. Alleen het uitvoeren van een taakstraf kon hem nog redden. Daar heb ik geen tijd voor, reageerde Ricardo direct. Mevrouw van justitie, een bijna hippe dertiger, die eerst imponeerde door haar kordate aanpak, had daar niet van terug. Ricardo, die behoorlijk streetwise bleek te zijn gaf niet toe waarna mevrouw van justitie bijna smeekte of hij toch niet die taakstraf zou willen uitvoeren, het zou zo goed voor hem zijn. Ricardo bleef onverbiddelijk. Nee dus. Ik had er wel schik in, en Ricardo zag dat. Opgewekt verlieten we het kantoor, al bijna bondgenoten.
Tot mijn verrassing belde Ricardo mij regelmatig in de weken en maanden daarna. Soms zomaar, soms met de vraag wat hij voor beslissing op school moest nemen. Ik leek wel bijna zijn mentor. Dat gaf een goed gevoel. Het leek heel goed te gaan met Ricardo. Maar dan belt zijn moeder, in tranen: Ricardo was gisteren overleden. Hij zat achterop bij een vriendje op een scooter die werd aangereden door een vrachtwagen op een rotonde. Ricardo was op slag dood, het vriendje leeft nog. Ik was behoorlijk van slag. Enkele dagen later woonde ik de begrafenisplechtigheid in Crooswijk bij.. Tientallen jongeren uit de wijk waren aanwezig en hielden hartverscheurende toespraakjes over Ricardo, die een hele lieve jongen was en altijd oog had voor anderen. Hou het dan nog maar eens droog. De auto met het lichaam van Ricardo werd geëscorteerd door minstens 10 motoren van de politie. Ik kreeg het idee dat men iets goed had te maken. Het leven van Ricardo was kort, veel te kort. En dat voelt niet rechtvaardig.